Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het is 1970 als Linda Perhacs de laatste hand legt aan haar debuutplaat Parallelograms, die datzelfde jaar zal verschijnen bij het nagenoeg onbekende Kapp Records. Het verhaal omtrent het ontstaan van de plaat zou in deze rubriek opgenomen moeten zijn, ware het niet dat het ontstaansproces één groot vraagteken is. Op een lijstje van gastmuzikanten na, waaronder jazzdrummer Shelley Manne op percussie, is er niets bekend over de totstandkoming van de plaat. Waar hij is opgenomen, is eveneens onduidelijk. Het blijkt uiteindelijk slechts één van de vele mysteries die hangen rondom Perhacs’ eerste én enige plaat.
Wiskunde
Toch valt er veel te zeggen over Parallelograms, een ronduit betoverende, spookachtig mooie folkplaat met psychedelische invloeden, die slechts in de verte is verwant met één plaat: het debuut van Joni Mitchell, Song to a Seagull. Perhacs, op het eerste oog het prototype ‘kind van de jaren zestig’, creëert op Parallelograms echter een volstrekt eigen muzikaal idioom, dat zich met niets of niemand laat vergelijken. De muziek is zoals gezegd in eerste instantie erg verwant met de vroege Joni Mitchell, maar Perhacs gaat verder waar Mitchell ophoudt. Door het hier en daar oneindig dubben van haar stem en het gebruik van elektronische effecten ontstaan griezelig mooie dingen. Het titelnummer is het hoogtepunt van de plaat, en tevens exemplarisch voor het grote talent en de totale eigenzinnigheid van Perhacs. De gitaar speelt een simpel, geplukt motief, dat een aantal keer over elkaar heen wordt gelegd, met daarbovenop Perhacs’ serene stem, die dan weer diep en dan weer hoog en meisjesachtig klinkt, als een sirene die schepen de verdoemenis toezingt vanaf een rots. Zo bezingt ze de wondere wereld van de wiskunde:
“Parallelograms
Quadro-hedal
Tetra-hedal
Spirall-o-gram
Semi-parabolic
Semi-metrabolic
Radio-lariar-uni-cellular”
En dan. Dan slaat de muziek om. Wat ontstaat is een muzikale koortsdroom vol willekeurige effecten, echoënde fluiten en vooral Perhacs’ intens creepy stem, die ijlend op de achtergrond klinkt en afwisselend wordt vertraagd en versneld. Het is een zeldzaam moment in de muziekgeschiedenis; iets wat even eng is als prachtig, maar ook moeilijk beschrijfbaar. Vooral eng omdat je het niet verwacht na de oorspronkelijke lieflijkheid van het lied. De onderbreking is de duistere kant van een volstrekt onschuldig meisje, vertaald naar muziek. En vervolgens, vanuit het niets, keert het lieflijk geplukte patroon terug en breekt de zon door.
Schoonheid en onschuld
De muziek op Parallelograms is vaak dermate gevoelig dat beschrijving iets onmogelijks lijkt te worden. Een accurate beschrijving zeker. De plaat kent vele gezichten: behalve Perhacs’ geflirt met ongemakkelijk stemmende experimenten, staan er een paar juwelen op die baden in pure schoonheid en onschuld. Het weemoedige ‘Hey Now, Who Really Cares’ is melancholie in het kwadraat; een desolaat lied van iemand die niet kan berusten in de werkelijkheid van een eenzame wereld, waarin iedereen langs elkaar heen lijkt te leven. Het resultaat is bijna pijnlijk mooi, en een schrijnend voorbeeld van de vreemde werkelijkheid dat sommige muziek, hoe prachtig ook, altijd voorbehouden zal zijn aan een kleine groep mensen. En dat geldt voor alle elf nummers die de plaat biedt. Alles wat Perhacs probeert, lijkt hier te veranderen in flonkerend goud. Dat geldt voor het hierboven beschrevene, maar ook voor de wat meer up-tempo folkrock van ‘Porcelain Baked-Over Cast-Iron Wedding’, en de dromerige Mitchell-folk van ‘Delicious’. Het heeft ‘iets’. Iets extra’s. Iets wat niet te beschrijven is. Iets magisch.
Alles is van een dermate adembenemende schoonheid dat je gewoonweg niet begrijpt waarom de plaat bij uitkomst is geflopt en er ook bij de paar re-releases van jaren later niet veel aandacht aan de plaat is geschonken. Want alleen in een omgekeerde wereld zou een onbetwist meesterwerk als Parallelograms door recensenten over het hoofd gezien of zelfs slecht besproken kunnen worden. Het heeft dan waarschijnlijk ook aan een intens belabberde promotiecampagne van Kapp Records gelegen dat het toch is gebeurd dat de plaat al vlug een stille dood zou sterven en zou verdwijnen in de zwarte gaten van de vergetelheid.
Status van mythe
Dat laatste is gelukkig veranderd nadat in 2003 de laatste re-release van Parallelograms verscheen. Na de aanvankelijke flop van de plaat werd Perhacs’ levenswerk al snel hoogst obscuur voer voor verwoede platenverzamelaars. Er bestaan weinig tot zeer weinig originele persingen, maar wie wel zo gelukkig is er een te bemachtigen, mag rekenen op prijzen die oplopen tot 400 dollar. Het Ace Of Discs-label had echter een mint condition-exemplaar weten te verkrijgen en gebruikte dit om Parallelograms voor de eerste keer, in 1998, op cd te doen verschijnen. Normaliter worden daar de originele mastertapes voor gebruikt, maar Perhacs, de eigenaar van de tapes, bleek compleet onvindbaar. De eerste reissue is daarom qua geluid geen groot succes, maar heeft door de wat wollige klank met hier en daar een kraak wel het gevoel van een verloren schat, al zitten er hinderlijke tikken in een van de elf hoogtepunten van de plaat: het engelachtige ‘Dolphin’.
De zoektocht naar Perhacs was jaren onsuccesvol en dus de reden dat genoegen werd genomen met de krakkemikkige eerste reissue. Linda Perhacs was nog steeds één groot mysterie: waar was ze gebleven? Niet één aanwijzing was er om te bewijzen dat Perhacs überhaupt had bestaan, afgezien van een paar ronde stukken zeldzaam vinyl met de dromerige hoes waarop haar beeltenis prijkte. Het gaf de plaat wel een extra dimensie; een aura van geheimzinnigheid door zowel het gebrek aan informatie als door de spoorloze verdwijning van de maakster ervan. Linda Perhacs leek loodrecht af te stevenen op de status van een mythe.
Mysterie ontrafeld
Ondertussen bleek diezelfde Perhacs in alle onwetendheid een rustig leven te leiden in de bossen van de Pacific Northwest in de VS. De mastertapes van Parallelograms lagen gewoon bij haar thuis op zolder. Of Perhacs haar eigen debuut al was vergeten of dat het gebrek aan succes nog steeds knaagde is en blijft onbekend. Interviews met Perhacs zijn niet te vinden, maar het feit dat ze uiteindelijk (waarschijnlijk onverwacht geconfronteerd met de reissue van haar eigen plaat) zelf met de mastertapes naar buiten kwam, lijkt genoeg te zeggen. In 2003 kreeg Parallelograms dan eindelijk de zo verdiende tweede re-release: weer bij Ace Of Discs, maar nu met helder geluid, foto’s van Perhacs anno nu, en zelfs enkele bonustracks.
Hier en daar verscheen een recensie, maar het lijkt erop dat Parallelograms simpelweg niet is gemaakt om tot dezelfde hoogten te stijgen als het werk van Nick Drake bijvoorbeeld al deed. Terwijl de muziek niet onderdoet in kwaliteit en pure, briljante schoonheid, is Parallelograms voorbestemd om klein te blijven. Ook al is Perhacs inmiddels gevonden en niet dood, gek of voor eeuwig spoorloos verdwenen (één van die drie had de mythevorming ongetwijfeld groteske vormen doen aannemen), het geheimzinnige Parallelograms is tijdloos en onsterfelijk, en een van die platen die gekoesterd moet worden als een diamant in zijn zuiverste en puurste vorm.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/709/een-keer-nooit-meer-de-spookachtige-schoonheid-van-linda-perhacs/8111/
Meer op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/709
Deel dit artikel: