Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Hoewel nooit doorgebroken bij een groot publiek, is de invloed van Bailey op de hedendaagse geïmproviseerde muziek niet te onderschatten: zijn ideeën over improviseren en zijn kenmerkende stijl van gitaarspelen, vindt steeds meer weerklank bij de huidige generatie muzikanten. De lijst van muzikanten met wie Bailey heeft samengewerkt, is imponerend. De man vervulde een spilfunctie in de Britse en Europese improvisatiescene en later in de downtown-scene in New York en speelde regelmatig in Japan. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in Barcelona, waar hij als onbekende outsider zijn gang kon gaan in de lokale muziekscene.
Belangrijker nog is het muzikaal idioom waarmee Bailey zich wist te onderscheiden en te bevrijden van iedere muzieksoort. Door een eigen muzikale taal te creëren, wist Bailey commentaar te geven op het conventionele muzikale idioom van de late twintigste eeuw. Het begrip ‘improvisatie’ gaf hij zo een eigen plek in de hedendaagse muziek, waarbij hij niet alleen de westerse populaire muziek als uitgangspunt nam, maar vanuit verschillende windstreken zijn inspiratie putte. Zijn eigen muzieklabel Incus, gaf Bailey de mogelijkheid om op kleine schaal eigen opnames te verspreiden.
Gitaar als geluidsbron
Bailey’s instrument is de gitaar: het vertrekpunt van zijn muziek is traditionele jazz, met zijn verschillende tempo’s en akkoordenwisselingen. In de jaren vijftig en zestig verdient hij zijn brood met het spelen van commerciële jazzmuziek. Wanneer Bailey zich halverwege de jaren zestig in Londen vestigt, switcht hij algauw over naar free jazz, waarbij hij het concept van melodieën en harmonieën loslaat en zich toelegt op een eigen, vrije manier van gitaarspelen.
De gitaar wordt vanaf dan gebruikt als geluidsbron. Bailey slaagt erin een compleet eigen manier te vinden waarop hij de meest inventieve klanken en percussiegeluiden uit een gitaar haalt. Door zijn handen vrij over de hals van de gitaar te bewegen en te experimenteren met het aanslaan van snaren achter de kam, creëert hij schelle, harde klanken die zo kenmerkend voor zijn stijl zullen worden. Ook het veelvoudig gebruik van feedback is een kenmerk van zijn stijl.
Compositorisch breekt Bailey ook met het idee dat een muziekstuk helemaal uitgewerkt moet zijn op papier en de rol van muzikant slechts die van vertolker is: alle muziek die hij vanaf midden jaren zestig speelt, is compleet geïmproviseerd. Bailey maakt er een sport van medemuzikanten zo open mogelijk te benaderen door niet met ze te repeteren voor een opname of optreden, om zo de muzikale communicatie zo spontaan mogelijk te houden. Belangrijk is ook dat hij de barrière tussen klassiek geschoolde muzikanten en niet-klassiek geschoolde muzikanten weet te doorbreken: Bailey dwingt beide groepen met elkaar te spelen en elkaar tot interactie te bewegen. Het gevaar dat de confrontatie verkeerd uitpakt, is een risico dat Bailey graag neemt.
Het resultaat van die muzikale interactie, is het vraag- en antwoordspel waarbij actie tot reactie uitnodigt. Het muzikale proces dat hieruit ontstaat, is tegelijkertijd datgene dat Bailey zo intrigeert: waar brengt de muziek mij heen en waar breng ik de muziek heen? Luisteren naar wat zijn medemuzikanten spelen, is hier een even belangrijk onderdeel van het improviseren als het spelen zelf, stelt Bailey terecht.
Deze werkwijze is het uitgangspunt van Bailey’s muzikale carrière van de laatste veertig jaar. Door niet langer te werken met vaste bezettingen ondervangt Bailey het probleem dat men op de automatische piloot aan het improviseren slaat, zonder de frisheid van improvisatie te bewaren. In plaats daarvan speelt hij met iedereen die maar wil: bekend of onbekend, het maakt Bailey weinig uit. Kenmerkend is de duo-vorm waarvoor Bailey vaak koos, zodat hij zijn aandacht op één andere muzikant kan vestigen en hierop kan reageren. Dit resulteerde in tientallen duo-opnames met de meest uiteenlopende soorten muzikanten uit verschillende muziekdisciplines.
Bailey was zich bewust van het feit dat geïmproviseerde muziek staat of valt met een live-ervaring: op cd mist het visuele element van de performance in de studio of op het podium. Om dit te ondervangen heeft Bailey een aantal video’s uitgebracht van zijn optredens en organiseerde hij inde tachtiger en negentiger jaren in Engeland en later New York jaarlijks het improvisatiefestival The Company Week, waar hij zelf in verschillende bezettingen musiceerde.
Actie - reactie
Voor degene die voor het eerst met het muzikaal idioom van Bailey wordt geconfronteerd, is het resultaat even schrikken: het heeft niets met conventionele muziek van doen. Het vertrekpunt is nog herkenbaar als geïmproviseerde jazz, maar is evenzeer genre op zichzelf doordat er geen noten herhaald worden of herkenbare structuren zijn. Er zijn bijvoorbeeld in het spel van Bailey weinig aanknopingspunten wat betreft melodie: Bailey is niet geïnteresseerd in het maken van ‘mooie muziek’, maar op zoek naar klanken, geluiden en ritmes, hierbij niet gehinderd door hetgeen zijn begeleiders op dat moment spelen.
Het uitgangspunt van Bailey bij zijn gitaarspel is de muzikale omgeving die zijn begeleiders hem bieden: Bailey is dan ook meer iemand die reageert op wat er om hem heen gebeurt, dan dat hij de leiding of het initiatief neemt. Doordat hij niet inhaakt op wat er gebeurt, maar reageert door met eigen ideeën op de proppen te komen, ontstaat een muzikale discussie die niet noodzakelijkerwijs ‘logisch’ is in termen van muzikale progressie, maar een unieke muzikale omgeving die voor iedere deelnemer mogelijkheden biedt om te doen wat men wil. Zo wordt er bijvoorbeeld geen melodieus thema uitgewerkt of een duidelijk onderscheid gemaakt tussen begeleiders en solisten, zoals bij jazz dat het geval is.
De schijnbaar a-melodieuze willekeur van noten doet vermoeden dat hier een niet-geschoold muzikant bezig is, maar dat is slechts schijn. Op archiefopnamen, uitgebracht op de cd Pieces for Guitar (Tzadik, 2000), toont Bailey aan goed uit de voeten te kunnen met complexe harmonieën die gebruikelijk zijn in de jazz. Door zich dit idioom eigen te maken, heeft hij deze muziek binnenstebuiten weten te keren om er iets geheel eigens van te maken. Zijn stijl is dan ook uit duizenden te herkennen en heeft onder jongere musici veel weerklank gevonden: van Jim O’Rourke en Thurston Moore tot Trevor Dunns Trio Convulsant.
Romantische ballads + avantgarde = Bailey
De lijst van muzikanten waarmee Bailey heeft samengewerkt is indrukwekkend: de bekendste zijn drummer Han Bennink, saxofonist Evan Parker en John Zorn. Voor het label van deze laatste nam Bailey een aantal bijzondere cd’s op, waarbij Zorn Bailey confronteerde met een aantal bijzondere en niet-voor de hand liggende gastmuzikanten, waaronder de Japanse Ruins en een drum ‘n bass-dj. Een bijzonder fraaie cd is Mirakle, waarop een funky ritmesectie op wonderbaarlijke wijze de confrontatie aangaat met de rauwe noten van Bailey. Hoewel een hele zit, is het eindresultaat een schitterende zoektocht vol enthousiast spelplezier van de muzikanten.
De cd Ballads, waar Bailey solo een aantal jazz-standards onder handen neemt op akoestische gitaar mag hier ook niet onvermeld blijven. Het resultaat is een even intieme als vreemde combinatie van traditionele jazz en avant-garde. Bailey combineert hier zijn gevoel voor traditie met jarenlange improvisatie-ervaring, waarbij hij virtuoos melodie met atonale ideeën afwisselt.
De muziek van Derek Bailey is niet gemakkelijk te volgen, maar biedt na gewenning een unieke visie op hoe muziek en improvisatie kan klinken. De zoektocht en opvattingen van Bailey over improvisatie, verzameld in zijn boek Improvisation: Its Nature and Practice (1980), en gitaarspelen bieden voor jongere generaties muzikanten veel inspiratie en stof tot nadenken. Wie bereid is zich in de wondere klankwereld van Bailey onder te dompelen zal niet worden teleurgesteld. De cd Ballads is hierbij een perfecte eerste kennismaking, als opmaat voor de tientallen cd-opnamen van samenwerkingsverbanden die Bailey voor talloze labels, waaronder zijn eigen Incus-label, opnam.
Aanbevolen discografie:
Ballads (Tzadik, 2002)
Pieces for Guitar (Tzadik, 2002)
Mirakle met Jamaladeen Tacuma en Calvin Weston (Tzadik, 2000)
Close To The Kitchen met Noël Akchoté (Londen Guitar Duos August 96)
Carpal Tunnel (Tzadik, 2005)
Aanbevolen literatuur:
Derek Bailey – Improvisation: Its Nature & Practice
Ben Watson – Derek Bailey and the Story of Free Improvisation
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/derek-bailey/de-wondere-klankwereld-van-derek-bailey/11943/
Meer Derek Bailey op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/derek-bailey
Deel dit artikel: