Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Op het eerste gehoor lijkt mento op calypso, de oorspronkelijk uit Trinidad afkomstige dansmuziek die in de jaren vijftig door Harry Belafonte over de hele wereld bekendheid verwerft. Op Jamaica worden in de jaren vijftig de termen ‘calypso’ en ‘mento’ ook vaak verwisseld. Toch zijn er verschillen tussen calypso en mento, dat in zijn combinatie van invloeden typisch Jamaicaanse muziek is.
Mento en calypso
Het belangrijkste verschil tussen calypso en mento is dat de eerste gedomineerd wordt door een steelband. De orkesten die mento spelen, zijn klein en bestaan meestal uit een banjo, een trommel, een gitaar en een ´rumba box´, een soort handpiano, die de baspartij speelt. Naarmate mento samen met de armoedzaaiers van het platteland oprukt richting de grote stad, worden daar meer geavanceerde instrumenten als klarinet, saxofoon, viool en piano aan toegevoegd om overeind te kunnen blijven in de herrie en hectiek van de bars en nachtclubs.
Ook in tekstueel opzicht verschilt mento drastisch van calypso. Gaat het in calypso meestal om seksueel getinte onderwerpen, mento is een stuk braver en humoristischer. In de teksten komen op een droogkomische toon onderwerpen aan de orde die refereren aan het leven van alledag. Daarin zijn ze nog mijlenver verwijderd van de strijdbare liedteksten van de latere reggae.
Neem nu een lied als ‘Monkey’ van Lord Messam & His Calypsonians, een naam die het toch al verwarrende onderscheid tussen mento en calypso niet bepaald verduidelijkt, zoals je ook Alerth Bedasse & Chin’s Calypso Sextet hebt en Boysie Grant & Reynold’s Calypso Clippers. In het kort gaat ‘Monkey’ over een man die een aap bij een hek tegenkomt en zich afvraagt wat het beest vervolgens zal gaan doen. In de folkmuziek is zo’n klein gegeven genoeg voor weer een liedje.
De eerste echt Jamaicaanse plaat
Vlak na de oorlog leven de meeste Jamaicanen nog op het platteland, waar het leven hard is. Voor zover er al platen te koop zijn, hebben velen er het geld niet voor. Stanley Motta, de eigenaar van een elektronicawinkel in Kingston en in het bezit van één van de eerste sound systems op Jamaica, ziet als zakenman toch mogelijkheden. Motta verkoopt en verhuurt speakers, draaitafels, PA’s, platen zelfs, voor allerlei feesten. De platen die Motta verhandelt, importeert hij zelf uit Engeland en de Verenigde Staten. In 1951 bouwt hij zijn eigen studio en neemt hij er de eerste echt Jamaicaanse plaat op, hoewel de productie van deze schellak 78-toerenplaten in eerste instantie nog wel in Engeland plaatsvindt. Vanaf de zomer van 1952 produceert Motta vervolgens een hele serie mentoplaten.
Rond diezelfde tijd is calypso het helemaal in de Verenigde Staten, dankzij Harry Belafonte, die met zijn album Calypso verschillende records breekt. Zo staat het album 99 weken lang in de Amerikaanse hitlijsten en is het de eerste plaat van één enkele artiest waarvan er meer dan een miljoen verkocht worden. In mento vinden de Jamaicanen hun eigen interpretatie van calypso en wordt dan ook in korte tijd razend populair.
Stanley Motta is de eerste die mentoplaten uitbrengt, maar zoals dat zo vaak gebeurt bij pioniers, hij is niet de meest succesvolle. Ivan Chin, Ken Khouri en Edward Seaga eisen een veel groter stuk van de taart op met de mentoplaten die zij uitbrengen. De gloriejaren voor de mento eindigen rond 1957. In dat jaar sluit Motta zijn studio, hoewel zijn winkel open blijft tot die in 1986 wordt verkocht aan de huidige eigenaar Mussori Limited. Motta heeft overigens met zijn platen na 1957 nog wel enig succes in Engeland, dankzij een handige distributiedeal met het label Melodisc van Emil Shallit.
Invloed op ska en reggae
Het is al eerder gezegd: mento lijkt in weinig op de reggae waarmee Jamaica zich van een prominente plaats in de popmuziekgeschiedenis heeft verzekerd. Toch zou het vreemd zijn wanneer niet sporen van de mentorage terug te vinden zijn in de latere muziek die het eiland heeft voortgebracht. Dat is dan ook wel degelijk het geval. Hoewel het melodisch en tekstueel misschien niet hoogstaand is wat mento te bieden heeft, zijn veel van die simpele melodieën en liedteksten later in de ska terug te horen. Die invloed reikt zelfs tot aan de reggae van Bob Marley, die voor zijn ‘Rocking Steady’ duidelijk zijn oor te luisteren heeft gelegd bij Count Lasha’s ‘Calypso Cha Cha’.
Mentoplaten worden in de jaren vijftig niet echt gemaakt met het oog op de eeuwigheid. Oorspronkelijk verschijnen de platen alleen als 78-toerenplaten, met een zeer lokaal publiek. Er zijn er dan ook maar weinig van bewaard gebleven, hoewel de laatste jaren uit allerlei hoeken en gaten nog alleraardigste compilaties samengesteld worden. Eén van de laatste in die reeks is Take Me to Jamaica; The Story of Jamaican Mento with Stanley Motta, Ivan Chin & Ken Khouri from 1951 to 1958. Naast de muziek is er een flink boekwerk bijgevoegd, waaruit hier dankbaar is geput voor informatie.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/mento/mento-en-de-opkomst-van-de-jamaicaanse-platenindustrie/13779/
Meer Mento op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/mento
Deel dit artikel: