Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
The Creek Dippers tikken voor de derde keer aan in Nederland
tijdens hun ruime Europese tournee. Zagen we ze in Utrecht met z'n
zessen, nu staan er nog vier op het podium. Gebleven zijn de soepele
drummer, de jonge dreadlockbassist en natuurlijk ex-Jayhawk Mark
Olson en zijn excentrieke eega Victoria Williams. Williams
verblijdt het bluespubliek met hard en messcherp wahwahspel op haar
banjo en een fraaie jazzy vertolking van 'Water to Drink'. Toch krijgt
Olson als zanger ditmaal iets meer ruimte. Van achter zijn orgeltje
zingt hij enkele nummers van zijn twee nieuwe platen, warm en soulvol.
Rommelig blijft de vertoning natuurlijk wel, maar ook sprankelend en
niet te missen.
(RB)
In een tot de nok toe gevulde grote zaal begint Beth Hart
om 21.00 uur aan haar optreden. Ze zegt nerveus te zijn, omdat ze nog
nooit voor zoveel mensen heeft opgetreden, maar dat valt er niet aan af
te zien. Hart en haar band spelen hun uur podiumtijd vol met een stevige
portie rock, slechts op enkele momenten afgewisseld met een rustiger
nummer. Als het bluesy derde nummer enthousiast wordt onthaald, stuitert
Hart dolgelukkig over het podium, klapt in haar handen en springt blij
op en neer. Veel meer bluesnummers blijkt de band echter niet in haar
repertoire te hebben, zo blijkt naar enig overleg. "You will always
remember this night as the night that Beth Hart was unprepared…,"
merkt de zangeres op. Veel maakt het niet uit, want het publiek is blij
met álles dat Hart ze deze avond voorschotelt. De band speelt
degelijk en strak en de schuurpapieren strot van Hart geeft een fraaie
extra dimensie aan de nummers. Haar zang doet, vooral bij de stevige
uithalen, denken aan het geluid dat Janis Joplin ooit voorbracht. Helaas
is de muziek die het Groningse publiek te horen krijgt niet bijzonder
afwisselend of origineel. Het is voornamelijk harde rock, met steevast
een gitaarsolo op driekwart van het nummer. Het geheel is best aardig en
wat er gespeeld wordt, wordt goed gespeeld. Het neemt echter niet weg
dat je het na een paar nummers wel hebt gehoord. Dat ligt niet aan het
spel, zang of de podiumpresentatie, maar simpelweg aan aan de muziek
zelf. Die is deze avond nogal clichématig en daardoor wordt het
saai. Met meer afwisselende nummers en een creatievere invulling had
Hart een ruime voldoende gescoord, nu helaas net niet.
(BB)
The Juke Joints staan in de entreehal hun best te doen om de
sfeer te maken die hoort bij tentjes waarnaar zij zich vernoemd hebben.
Vooraan staan al enkele mensen lekker te dansen, dus blijkbaar is deze
oerdegelijke feesten- en partijenblues best te genieten. De accordeon
van Sonny Boy van de Broek geeft een zydeco-sausje aan materiaal dat ons
inziens te lang op de barbecue heeft gelegen.
(RB)
Big Head Todd & The Monsters staan voor bluesrock met een
melodieus randje. Todd Park Mohr speelt een gemeen potje gitaar op zijn
rechtshandige en linkshandige Fenders, maar heeft er slim aan gedaan
zijn band uit te breiden met een orgelspeler. Want de vaste
bluesschemaatjes met voorspelbare gitaarerupties vervelen wel een beetje
als je ze doorlopend achter elkaar hoort. En veel krijgen we er op een
festival dat van 20.00 tot 03.30 uur duurt. Na een garagerockende versie
van John Lee Hookers 'Boom Boom' klagen we echter nergens meer over en
steken we onze duimen in de lucht na het laatste nummer van Big Head
Todd en zijn monsters uit Colorado. Er komt een nieuwe plaat aan van dit
gezelschap, even opletten dus.
(RB)
Toen de imposante Big Sandy ergens bij het derde nummer opeens
omriep dat er vooraan gedanst mocht worden, liep er een groot aantal
mensen naar voren om de daad bij het woord te voegen. Pas later werden
de resterende stoelen en tafels aan de kant geschoven. De vrolijk
dansbare retro-cocktail van western swing plus rockabilly bleek een heel
goed medicijn tegen die verdomde blues. Het in Hawaïhemden en
maatpakken gestoken gezelschap rondom de tonnetjeronde voorman met het
opvallend hoge stemmetje maakte het niet alleen de petticoats dragende
vrouwen en hun mannen met bakkebaarden naar de zin. Eenieder die het
gezellige optreden van Big Sandy & His Fly Rite Boys bijwoonde,
waande zich meteen in de goede oude tijd van de fifties.
(MD)
T-99 is een hoogtepunt van het festival, en dat terwijl Neerlands
alt.roots-trots tegenover hoofdact George Thorogood
geprogrammeerd staat. In de ruimtelijke entreehal van de Oosterpoort
weet het trio een mooi, spookachtig geluid te creëren.
Zanger-drummer Martijn de Ruiter huilt als een wolf, Donné La
Fontaine zorgt met staande bas voor diepte in de sound en gitarist
Mischa den Haring wisselt prachtig vloeiende licks af met
superstrak boogiespel. De songs van hun verbluffende cd, Strange
Things Happen, komen live nog iets meer tot leven en dat ontroert de
blije menigte zichtbaar. Mannen slaan elkaar in de hand op hun
vriendschap en wildvreemden willen dat je iets van hen drinkt. Paartjes
dansen onbekende krokodillenpassen. Tegen het eind van de set springt
Hackensaw Boy Jesse bij voor een potje mondharmonica in Robert Johnsons
'Last Fair Deal Gone Down'. Een Amerikaanse tour van T-99 en The
Hackensaw Boys is in voorbereiding en wie weet hoe geïnspireerd
onze jongens daar weer uit tevoorschijn komen.
(RB)
Het loopt tegen half één en (een deel van) het publiek is
wel toe aan opkikkertje om de nacht door te komen. Tuurlijk moet je dan
bij de North Mississippi Allstars wezen. Maar hoe teleurstellend
pakt dit optreden uit... Treurig om te zien hoe de zaal met elk stug
doorgierende lick van Luther Dickinson alsmaar leger wordt.
"Mississippi rock spelen wij," zegt de oudste van de Dickinson boers.
Het frisse is er echter af van deze band. 's Middags, toen Luther en
zijn broer Coby in-store optraden in de Plato, luisterden ook
maar een paar mensen (terwijl de buitenoptredens van T-99 en The
Hackensaw Boys daarna juist veel bekijks trokken). Zoals er iets schijnt
te zijn tussen hemel en aarde, zo moet d'r iets zijn tussen de
akoestische set van de middag en de gierende rock van de avond, iets
waarmee de broers ons meer verrassen dan met de onduidelijke koers die
thans is ingezet. Niet leuk als een zo sympathieke band het niet meer
heeft.
(RB)
Rond half één is het podium in de foyer in gereedheid
gebracht voor het optreden van Björn Berge. Toeschouwers van
George Thorogood, die in de aangrenzende grote zaal optrad, zullen bij
het verlaten van die zaal toch vreemd hebben opgekeken van deze Noor. Is
het niet van zijn muziek, dan toch zeker van zijn imposante uiterlijk.
Met zijn omvang, tatoeages en sikje heeft Berge wel iets van een
bouwvakker. In zijn uppie speelt hij, zichzelf begeleidend met gitaar en
footstomps, zijn gemutileerde bluesnummers. Met veel slide en nog
meer effecten weet de Noor een behoorlijke bak herrie neer te zetten.
Berge is een blikvanger, heeft een imponerend voorkomen, een rauwe stem
en kan bovendien prima uit de voeten met zijn gitaar. Helaas lijdt hij
ook aan een verschijnsel dat deze avond vaker voorkomt. De muziek gaat
op een gegeven moment vervelen. De uitvoering is prima, of Berge nu
eigen werk of covers speelt, het enthousiasme waarmee gemusiceerd wordt
werkt aanstekelijk en het geheel maakt indruk. Maar toch kan ik het niet
nalaten om na een half uur te kijken wie er nog meer optreedt. Hoe leuk
alles ook oogt, Berge slaagt er niet in om de aandacht het gehele
concert vast te houden. En dat is jammer, want hij is daar wel degelijk
toe in staat.
(BB)
De grootste naam op het affiche van de R&B Night is George
Thorogood. Om 22.00 uur beklimt hij het podium van de afgeladen
grootste zaal in de Oosterpoort. Al na een paar nummers wordt duidelijk
dat Thorogood en zijn Destroyers niets aan kracht hebben ingeboet, ze
spelen even strak en solide als ze altijd hebben gedaan. Op het spel
valt dan ook niets aan te merken. De rechttoe-rechtaan-bluesrock, met de
zo kenmerkende saxofoon, staat als een huis. Het is de band waar het
gros van het publiek op af is gekomen en men krijgt waar voor het geld.
De band is in vorm en iedereen is tevreden. Met tientallen jaren
podiumervaring weet de band precies hoe ze een show moet opbouwen en het
publiek moet bespelen. En wellicht is dát wat eraan mankeert.
Alles is tot in de details uitgewerkt. Elke pas die iemand op het podium
zet hoort bij de show, en daardoor ontbreekt het aan spontaniteit. Na
afloop van het vierde nummer haalt Thorogood de zonnebril van zijn
gezicht, en het lijkt alsof hij dat bij elk optreden precies na het
vierde nummer doet. Tijdens een ander nummer staan de muzikanten keurig
op een rijtje en bewegen hun instrumenten precies op de maat. De show
hangt van dit soort clichés aan elkaar. Het grote manco van dit
optreden is niet de muziek, waar niets negatiefs over gezegd kan worden,
maar de routine waarmee gespeeld wordt. Het publiek wilde, en kreeg, een
goede show. Dat mag ook worden verwacht van een artiest als Thorogood,
met zijn jarenlange ervaring. Wellicht is het automatisme waarmee die
show wordt gegeven inherent aan die jarenlange ervaring. De
spontaniteit, die elders wel zichtbaar was, is hier echter ver te
zoeken.
(BB)
Daar sta je dan als Canadees in een cowboyblouse, slechts gewapend met
akoestische gitaar in een hal met vooral veel dronken boeren en
luidruchtig pratende bluesmannen in George Thorogood-shirts (maatje
XXL). Maar Fred Eaglesmith had niet veel nodig om de aandacht te
krijgen van de plaatselijke motorclub en ander gespuis in het midden van
de nacht. We zagen hem weleens in een bluegrass-sferen of met een stevig
rockende band, maar solo is Fred Eaglesmith op z'n best. Dat blijkt ook
wel in Groningen. Z'n praatjes tussen de nummers door duren langer dan
de songs over treinen, auto's, wapens, en het harde boerenbestaan. De
behoorlijk cynische grappen vertelt hij zonder een grijns op zijn
gelaat. Fred Eaglesmith is een bijzonder mens, dat wordt wel duidelijk
als hij na het derde nummer het publiek moeiteloos om zijn vinger windt.
Een van de vele hoogtepunten op een uitzonderlijk geslaagde editie van
de Rhythm & Blues Night in Groningen.
(MD)
Niemand in Five Horse Johnson zit erg op sympathie te
wachten en toch krijgen de hard liquor rockers uit Toledo, Ohio
deze in hun gezicht gesmeten. Sinds Björn Berge in het gebouw is,
duiken namelijk overal kale en zwaar getatoeëerde mannen op, en nu
staat ze in een rijtje bij Five Horse Johnson vooraan het podium en
begroeten ze alle solo's en kreten met gebalde vuisten. De mannen uit
Ohio daarentegen staan in klassieke pose op het podium, alsof ze een
enorme tegenwind te weerstaan hebben. Terwijl zij het toch zijn die veel
te veel decibellen de entreehal in jagen. Leg Beavis en Butthead maar
eens uit dat ook dit rootsmuziek is? Rot op, man. Deze loeiharde en
ranzige boogie-metal is voor Aardschok-lezertjes. Maar retegoed
is het wel.
(RB)
Sean Costello is een jonge en blanke bluesboer uit de Verenigde
Staten van Amerika. Wie op het onchristelijke tijdstip van kwart over
twee in de Groningse nacht nog in staat was om rechtop te blijven staan,
kreeg een aantrekkelijke en soulvolle gitaarshow voor de kiezen. Sean
Costello probeerde het beste van de hedendaagse blues naar boven te
halen, maar in een halfgevulde zaal slaagde hij er toch niet helemaal in
om iedereen wakker te houden. Ondanks de goede bedoeling en Costello's
energieke houding op het podium klonk zijn blues voor ons nét iets te
bleekjes.
(MD)
Het Mexicaanse viertal Los Straitjackets is blijven hangen in de
surfrage die alweer een paar jaar geleden door filmregisseur Quentin
Tarantino met zijn bejubelde bioscoophit Pulp Fiction werd
ontketend, maar met hun kleurrijke maskers doet het instrumentale
gezelschap ons nog het meest denken aan de obscure en worstelende
gitaarsurfers van The Tijuana Bibles uit Canada. Wat een surfbandje als
Los Straitjackets te zoeken hadden op een bluesfestival was voor ons een
groot raadsel. In de weinig aantrekkelijke en ernstig verlichte foyer
kwam hun podiumpresentatie vooral moeizaam uit de voeten. Daarentegen
kwamen de strak gespeelde surfklanken weer wél ongelofelijk
smakelijk uit de boxen knallen om drie uur 's nachts. Als ze gas
terugnamen en een siësta leken aan te kondigen, was
één ding was zo goed als zeker: The Shadows waren zo heel
gek nog niet.
(MD)
Wie die zonnige zaterdagmiddag door de Oude Ebbingestraat in Groningen
fietste of liep, had al op een bijzondere manier kennis gemaakt met
The Hackensaw Boys uit de bergen van Virginia. Het gratis
straatoptreden voor de plaatselijke platenzaak resulteerde door de
toestroom van nieuwsgierige passanten haast in een heuse verkeerschaos.
Maar de ruwe en oergezonde portie bluegrass trof ook een groot publiek
in de vroege uurtjes van zondagochtend. De overlevenden van het
Groningse bluesfeest kregen bovenop de niet geringe hoeveelheid
hoogtepunten nog eens de ongepolijste kunsten van deze onvervalste
hillbillies te verwerken.
(MD)
http://www.kindamuzik.net/live/709/rhythm-blues-night-2004-5974/5974/
Meer op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/709
Deel dit artikel: