Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het festivalseizoen zit er weer op. De tenten kunnen weer worden opgeborgen, de oude sneakers zijn nu toch echt compleet vernield en belanden in de prullenbak, de polsbandjes worden langzamerhand ook weer verwijderd (met name de Lowlandsbandjes met een flinke plastic knots als bindmiddel i.p.v. het klassieke ijzertje) en de AA-meetings worden getrouw bezocht om het festivalbier uit het systeem te krijgen. Iedereen mag in de handen wrijven want 2003 was een goed jaar. Een stroom aan sterke cd-releases zorgde deze keer vanzelf voor een goede programmering op de grote en kleine festivals. Zelfs de Lowlands-afgang van vorig jaar werd ruimschoots goedgemaakt en het festival kon rekenen op bijna lyrische recensies. En terecht. Maar ook dit jaar was er maar één festival dat – hoe relatief klein dan ook – met kop en schouders boven de rest uitstak. De reden hiervan is niet de prima programmering, die was zelfs op papier iets minder van de vorige editie toen o.a. Belle & Sebastian, Doves, The Notwist, Supergrass, The Cooper Temple Clause en Gomez optraden. Het unieke aan het Duitse Haldern Pop (vlak over de grens bij Arnhem) is de ideologie. En de sfeer die daaruit voorkomt. Ook een groep Nederlanders heeft van het festival gehoord en heeft de tent op de veldjes opgezet, waar je gerust de auto naast mag zetten. Ruimte zat. Het is ook niet verbazingwekkend dat deze groep bijna hetzelfde is als de vorige editie, want als je die hebt meegemaakt ben je in staat om hemel en aarde te verzetten om op dezelfde stek bandjes te gaan kijken. Met plezier betaal je dan iets meer dan 40 euro voor het kaartje, zie je alle bands op slechts één podium, en begeef je je onder 5000 andere liefhebbers met een Diebels-biertje in de hand. Zoiets heet een paradijs.
Het optreden van Aqualung was eigenlijk de metafoor voor het Haldern Pop want het is het intiemste concert dat ik ooit op een festival heb meegemaakt. Het begon na middernacht en het enige dat op het podium te vinden was, waren twee mannen met een piano en soms een gitaar. De meest gevoelige liedjes werden de nacht ingeschoten en het publiek zat ademloos toe te kijken. Zanger Matt Hales is echt een über-softie want hij heeft het constant over de prachtige maan waar hij nummers aan opdraagt en over zijn vrouw waar hij nog altijd verliefd op is. Het heeft de charme die ook precies bij de liedjes past: breekbaar en goudeerlijk en qua sfeer leunt het dicht tegen Radioheads 'Exit Music (For A Film)' aan. Het wat bekendere 'Strange and Beautiful' komt uiteraard ook voorbij en Hanes trakteert het publiek tot zijn eigen verbazing ook nog op een gloednieuw nummer. Hij vond het zelf ook ongetwijfeld een droomconcert.
Maar was het nou één en al euforie daar op Haldern? Nee, er waren ook een paar rotte appels te vinden. Allereerst de middenmaat: Koufax kan misschien wel aardige pop/rockliedjes schrijven, ze hebben het niet in zich om op te vallen. Het eerste concert geven op de vroege ochtend is misschien ook niet ideaal, maar hier viel toch niets memorabels aan te ontdekken. Ook Belasco deed erg goed z'n best. Misschien als de zanger wat meer charisma had gehad was de krachtige gitaarrock nog de onverdeelde aandacht waard geweest. Soms is het leuk om te horen dat de band een kleine Muse-tic heeft maar ook hier wederom: er blijft zo weinig van in het geheugen gegrift. Als je zonder programma de namen van alle bands op moet noemen zul je hier niet al te snel opkomen. Het lot dat ook Isolation Years beschoren is. De ontspannen pop die ze maken bevalt goed als je onderuit in het gras ligt, maar laat je niet naar voren rennen om tegen de dranghekken te staan mijmeren.
Van middenmaat naar ondermaat. Van Dead Man Ray zou je toch veel kunnen verwachten. Lekkere arty popliedjes van kunstenaars-in-alles Daan en Rudy Trouvé. Nu zijn de soloalbums van Daan stiekem toch altijd beter geweest dan de bandalbums, maar de bagage zou toch voor een spannend optreden kunnen zorgen. Zou het uiteindelijk aan het hele warme weer hebben gelegen dat de liedjes opeens heel slecht klonken? Dat ze niets pakkends hebben? Dat het net zo ongeïnspireerd overkomt als Trouvé op het podium staat met een peuk in zijn mondhoek? Een regelrechte misser. Die ongeïnspireerdheid valt niet te bekennen bij Spinvis, maar Erik de Jong met ensemble hoort niet op een openluchtpodium tijdens een festival thuis. Spinvis is kleinkunst. Een Spinvis-concert moet dat videoscherm erbij hebben. Spinvis moet je eigenlijk ook kunnen verstaan. Zoek deze band liever op in het theater met een aandachtig gezelschap. Een plaats waar de liedjes niet weg kunnen waaien. Dan blijft magie over.
Sergeant Petter was wel op de juiste plaats. De Noorse cowboy werd naast enkele eigen bandleden aangevuld met muzikanten uit de Excelsior-stal. Ook al was het de opener van het festival, de liedjes komen wel degelijk over. Een beetje Calexico, een scheutje Beck en een vleugje Beatles zelfs. De roots dringen tot diep in de popliedjes door en op een gegeven moment klappen alle bandleden mee met het ritme. Meneer Petter zelf is het type dat enthousiast genoeg een foto maakt van het publiek. Sympathiek en misschien zelfs zich onbewust van zijn uitstekende repertoire. Omdat de Noren na het optreden snel op het vliegtuig terug moesten naar het thuisland, hebben ze niet kunnen horen dat de festivalorganisatie tussen bijna elk optreden een paar Pettertjes van het album It's a Record draaiden. Op het laatst kenden alle bezoekers deze tracks.
De opvallende persoonlijkheden ontbraken ook niet, met Evan Dando on top. Inspiratieloos werkte het enfant terrible zijn set af terwijl het publiek zich afvroeg of hij nou veel drugs of juist veel alcohol gebruikt had. Inspiratie of niet, de Lemonheads-liedjes van de man blijven overeind staan. In het begin bestaat nog de angst dat hij alleen tracks van het doodsaaie Baby I'm Bored gaat spelen maar als snel gooit Dando de klassieker 'Into Your Arms' er in. Plots heeft Dando genoeg van de rookmachine. "Turn off the fucking smoke" beveelt hij de Duitse festivalorganisatie om binnen een paar seconden hetzelfde twee keer zo hard te herhalen. Dando besluit het probleem zelf op de lossen. Hij loopt naar de rookmachine en geeft er met zijn volle gewicht een paar rukken aan het ding totdat alle snoeren los zijn. Het geval wordt van het podium afgeflikkerd zodat heer Dando er zeker geen last meer van zal hebben. Hij loopt terug naar zijn plek om met een chagrijnige kop het liedje en de set af te maken.
Ook Conor Oberst van Bright Eyes heeft last van de rookmachine. "Ze zeggen dat het geen schade aanricht, maar je stem gaat er echt van naar de kloten." Oberst kan er wel om lachen want hij is flink aangeschoten. De persoon die best deprimerende lappen tekst (of essays, zo je wilt) schrijft, is zelfs in een jolige bui. "Willen jullie echt geen liefdeslied horen? What's wrong with you people?". Het is zijn goed recht om zich op zijn gemak te voelen want op het materiaal van Lifted kan hij erg lang teren. Het publiek veert op als de eerste klanken van 'Lover I Don't Have to Love' ten gehore brengt en 'Method Acting' en 'Bowl of Oranges' hebben ook nog lang niet aan kracht ingeboet. Oberst is weer volledig in het zwart gekleed en trekt zoals gewoonlijk alle aandacht naar zich toe. Helaas wordt de set niet afgesloten met het 10 minuten durende 'Let's Not Shit Ourselves' van Lifted maar desalniettemin kan het optreden het 'zeer plezant'-stempel ontvangen.
Dat geldt ook voor Ed Harcourt die de rij van opvallende personen afsluit. Door het grillige karakter van de singer/songwriter weet je nooit wat een optreden van hem gaat bieden. De humeurmeter slaat deze keer positief uit want de nummers worden vol overgave gespeeld, al is het wel overgave op z'n Harcourts. Hij hangt over zijn keyboard heen en bijt een bandgenoot in zijn oor die erg lang met een fade out doorgaat. Net als op de albums worden de klassieke pianoliedjes als 'She Fell Into My Arms' en 'The Birds Will Sing for Us' afgewisseld met ondoorgrondelijke nummers als 'Undertaker Strut'. Daar genieten de mensen van.
Dé verrassing van Haldern 2003 was het optreden van Kaizer's Orchestra. De Noren hadden de Nederlandse tour nog niet gedaan dus er was nog weinig over geschreven. Maar goed, mocht je horen over Noorse wereldmuziek met Tom Waitsiaanse trekjes en een hoog De Kift-gehalte, dan weet je nog niet wat er gaat komen. Muziektheater dus. Op het podium staan twee olievaten, dan nog zonder deuken. Op het trekorgel brandt een lampje en staat een schilderijtje. De hoempa-marsmuziek wordt aangezet en de bandleden komen op: de organist zelfs met een gasmasker op. Als zanger Jan Ove Ottensen het podium oprent weet je meteen wie de show gaat stelen. Hij gebruikt z'n komische uitstraling om het publiek constant op te zwepen en mee te laten doen. "Do you love The Kaizer?" vraagt hij aan de menigte en de menigte schreeuwt terug dat het wel goed zit. Tijdens de nummers rammen de bandleden tegen de olievaten en springen ze er soms bovenop. De bandleden worden op een gegeven moment nog ouderwets voorgesteld waarbij iedereen een trucje doet. Het is lachen en genieten tegelijkertijd, want muzikaal zit het ook nog goed in elkaar. We love the Kaizer, we do!
De gemiddelde Duitser zal wel zo enthousiast zijn over het Frank Popp Ensemble. Waarom weet ik niet, maar het schijnt er razend populair te zijn. Veel mensen op het podium blazen op trompetten en een donkere man is waarschijnlijk de held. Nee, dan laten we ons liever ondersproeien met water, want de festivalorganisatie wil het publiek wat verfrissing geven tijdens het snikhete weer. Op Haldern kom je de tijd altijd door, ook tijdens Frank Popp. Het 's nachts optredende Xploding Plastix had geen water nodig want er was al een briesje opgestoken. Traden de Plastix vroeger nog met z'n tweeën op achter draaitafels, nu is er ook een band aanwezig om de elektronische mikmak aan elkaar te breien. De kunst van de Noren is om het geluid van een big band naar voren te toveren in 'The Famous Biting Guy', veruit het beste nummer van de set. Het is zonde dat dit vette geluid niet vaker te horen was tijdens het optreden. Op het late tijdstip en na een paar dozijn Duitse pilsners wil het publiek toch wakkergeschud worden.
De vroegere-Radiohead-maar-dan-harder-rock van Kashmir is schitterend. Dat sfeertje! Die stem! Wat een mooie nummers toch van het laatste album Zitilites die over het festivalterrein schallen zoals het warme 'The Aftermath' en het constant dreigende 'Ramparts'. Na het eerste album was het verdacht stil rond de Deense band, maar niet alleen het sterke album, ook de set op Haldern toont aan dat het één wel een heel sterke liveband is. Niet de coolste, want dat is The Raveonettes. Shune Wagner is het mannetje en Sharin Foo is het vrouwtje. Ze hebben vaak zonnebrillen op en het blonde haar van Sharin valt in positieve zin op. De nummers lijken veel op elkaar maar bij dit concert maakt dat geen zak uit. We raken er namelijk van in hypnose en genieten van het strakke drumwerk, want ja, ook andere muzikanten mogen de twee op het podium bijstaan. The Raveonettes staan voor een flinke dosis energie met een paar accoorden.
Dromen op een andere manier was het tot slot bij het Deense Under Byen. Omdat de muziek een prima kruising is tussen Björk en Sigur Rós. Omdat ze een zingende zaag hebben. Omdat je je net zo inleeft als de celliste in haar spel. Omdat zangeres Henriette Sennenvaldt aandoenlijk mooi is én op het laatst een schattig dansje doet. Omdat de muziek langzaam voorbij zweeft zodat er rillingen door je heengaan.
Haldern is voorbij en volgend jaar gaan we weer. 'Kon zoiets maar in Nederland' hoor je de aanwezige Nederlanders zeggen. Want Haldern is ongedwongen, simpel en losjes georganiseerd. De programmeur is iemand die duidelijk geniet van muziek, je hoort dat zo iemand een eigen smaak heeft. Het festival is weer een paradijs gebleken. Ja, in Duitsland nog wel. Moge augustus 2004 maar snel komen.
http://www.kindamuzik.net/live/haldern-pop-2003/haldern-pop-2003/4052/
Meer Haldern Pop 2003 op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/haldern-pop-2003
Deel dit artikel: