Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het leveren van kwantiteit is nooit een probleem geweest voor Jah Wobble, de bassist die ons al sinds het einde van de jaren zeventig bestookt met zijn virtuoze basspel. De kwaliteit van deze overdaad is bij Wobble echter altijd direct verbonden geweest met de samenwerkingen die hij aanging. Simpel geformuleerd: Wobble is een slechte componist, maar kan andermans ideeën heel aardig uitvoeren.
Zo zijn de beste stukken op deze drie cd’s dan ook die nummers die in groepscontexten zijn ontstaan. Mijn persoonlijke voorkeur gaat toch nog steeds uit naar die heerlijke basloopjes die hij bij John Lydons PIL wist te produceren. ‘Public Image’, ‘Poptones’ en het minder bekende ‘Swan Lake (Death Disco)’ zijn hier vertegenwoordigd. Het zeer zelfbewuste neurotische cynisme van Lydon past hier perfect bij de droog geproduceerde bas van Wobble.
Het overgrote deel van de 37 dub-geïnspireerde nummers doet echter nogal gedateerd aan. Wobble lijkt in dat opzicht wel enigszins op Bill Laswell met wie hij ook heeft samengewerkt: een hang naar het mystieke en het verstikken van idiosyncratische elementen in een moeras van ambient.
Gelukkig weet de samenwerking met betere musici een aantal nummers nog van de volledige irrelevantie te redden. Vooral de stukken met Holger Czukay (‘How Much Are They’ en ‘Snake Charmer’) zijn nog alleszins te verteren. De humor lijkt hier beide heren dan nog niet verlaten te hebben. Ook het solonummer ‘Betrayal Dub’ uit 1980 kent nog een gelijksoortige relativering. Hierna gaat het echter bergaf: Wobble (her)ontdekt God en Keltische cultuur. Het kitsch-gehalte in de serieuze variant neemt toe. Mijn verveling echter ook.
http://www.kindamuzik.net/recensie/jah-wobble/i-could-have-been-a-contender/7477/
Meer Jah Wobble op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/jah-wobble
Deel dit artikel: