Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Staren in de diepte die je machinaal gegraven hebt, dat doet de verstokt existentialistische romanticus Peter Baumann graag. Of beter gezegd: weer. Na van 1971 tot 1977 lid te zijn geweest van Tangerine Dream maakte hij een aantal soloalbums en hij produceerde platen voor onder meer Cluster en Hans-Joachim Roedelius. Eind 2014 begon het te kriebelen: Baumann wilde opnieuw zelf muzikaal spreken.
Machines of Desire haakt aan bij vroeg solowerk. Gelaagde ritmische synthesizers van analoge makelij houden de deur naar peilloze somberte in afgrondelijke twijfel niet slechts op een kier. Sinistere symfonieën zijn het bij verre van rimpelloze vlagen zelfs, zo nu en dan met vaart richting een zekere catchy touch geduwd door een electrorock-achtig postpunkrandje. De plaat is dan ook een ietwat knotsgek amalgaam van legendarische krautrock, Baumanns eigen Romance '76, In the Nursery en misschien ook wel Front 242.
Peter Baumann vindt dampende en stampende krautrock in krochten waar je normaliter een duchtige gothic party zou vermoeden. Dit lijkt misschien als een tang op een varken te slaan, een recept voor briljante total loss, maar met het aantal kilometers dat deze synthvreter op de teller heeft staan, blijkt die vrees ongegrond. Sterker nog: Baumann weet het vacuüm van de space opera te voorzien van een ademende menselijke maat die niet dystopisch is, maar bovenal getuigt van een zekere zoekende eenzaamheid met daarin - bij vlagen, tussen de blues - een scherp uitgelicht fundamenteel gevoel van intense levensvreugde. En precies in dat laatste ligt de vonk besloten die aan de basis van Machines of Desire lag.
http://www.kindamuzik.net/recensie/peter-baumann/machines-of-desire/26777/
Meer Peter Baumann op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/peter-baumann
Deel dit artikel: