Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
U telt er – net als wij helaas – ongetwijfeld een paar in uw vriendenkring: snobistische betweters die een artiest of groep vaarwel zeggen zodra ze deze niet langer voor zich alleen kunnen opeisen en ze hun ‘geheimpje’ wereldwijd plots met miljoenen anderen gedeeld zien.
Met Sigur Rós was het destijds niet anders. Ágætis Byrjun mocht hun leven dan ingrijpend veranderd hebben, opvolger ( ) was plots té arty farty en – luister goed – de groep té commercieel geworden. We kunnen meteen 99 tegenargumenten uit de losse pols schudden om te staven dat Sigur Rós géén commerciële groep is en wat zou er in godsnaam arty farty… laat maar, zever in pakjes, edele heren!
Ons hoort u geen onvertogen woord zeggen over een band die van het meest innemende, overrompelende, hartstochtelijke, en dramaturgische soort muziek maakt dat ons de afgelopen jaren ter ore viel, maar zich tegelijk toch toegankelijk aandient. Nu is er hun majordebuut Takk…, waarbij het u ongetwijfeld is opgevallen dat falsetzanger Jón ‘Jonsi’ Thor Birgisson zich – naast het gebruikelijke en zelfverzonnen Hopelandic – ook van het IJslands bedient.
Waar de vorige Sigur Rós-albums resoluut baadden in contrastrijk zwart-wit, is Takk… gehuld in warme, heldere tinten die opvallend veel licht absorberen en hiermee een onverhoopt surplus creëren. Een song als ‘Glósóli’ mag zich zonder verpinken favoriet des huizes noemen en heeft dat onder meer te danken aan het transparante, instrumentale gepiel aan begin en einde; bevreemdende miniatuurtjes die ons eerder ook al recht in de armen van landgenoten mùm dreven.
Elders tikken we het aldoor vertrouwde recept op de kop, zij het nóg indringender en grootser: voortjakkerende gitaren, stuiterende bassen, aanzwellende strijkers, een prominent aanwezige piano, verzengende drones, ritselende drum- en percussiepartijen en occasionele koperblazers die in het uitmuntende ‘Sé lest’ zowaar een frivool walsje inzetten. Een onverwacht en grappig interludium dat je wél van een E (eels), maar niet meteen bij Sigur Rós verwacht.
Ook ‘Saeglópur’ (die invallende drums op 1’53”, chapeau!) en live-favoriet ‘Gong’ zijn majestueuze, glaciale composities die op het eerste gehoor weinig innoverend klinken, maar tegelijk non-conformistische grenzen aftasten; barricades die er in het universum van de IJslanders sowieso nooit geweest zijn. Denk echter vooral niet dat Takk… louter staat of valt met bovenvermelde tracks, want de rest ('Hoppípolla', 'Andvari' etc.) van het deelnemersveld hoeft er nauwelijks voor onder te doen.
Veel kans dat nonkel Gerard en tante Bea dit plaatje bij de wekelijkse koffiekrans zullen hekelen, maar laat dit u er niet van weerhouden om het na zonsondergang enkel en alleen voor ùw oortjes te reserveren! Verwacht niet dat blinden plots weer kunnen zien en lammen terug kunnen lopen, maar een wonderbaarlijke luistertrip (NME had er de lovende metafoor like sucking God’s cock voor over) zal ongetwijfeld uw deel zijn. Men zegge het voort! O ja, voor u Sigur Rós nog beticht van sardonische trekjes: ‘Heysátan’ staat wel degelijk voor… hooiberg. De grapjassen!
http://www.kindamuzik.net/recensie/sigur-ros/takk/10679/
Meer Sigur Rós op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/sigur-ros
Deel dit artikel: