Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Een conceptalbum maken, dat is toch vooral iets voor progrockers? Die zijn daar inderdaad niet vies van, maar ook in de wereld van abstracte electro, ambient en geluidskunst kijken ze niet op een conceptje meer of minder. Ook Biosphere (foto boven) - hofleverancier van de beste ambient sinds 1994 - werkt graag met concepten: op Shenzou bewerkte hij samples van Debussy tot volledig nieuwe muziek, en voor zijn minimalistische meesterwerk Autour de la Lune liet hij zich inspireren door het boek van Jules Verne met dezelfde titel. Zijn nieuwe album heet N-Plants en komt voort uit zijn fascinatie voor kerncentrales in Japan.
Wat Geir Jenssen daarbij het meest intrigeerde was het feit dat die kerncentrales vaak gebouwd waren op onveilige plekken - mocht er een keer een zware aardbeving of tsunami plaatsvinden - en dat de vaak futuristisch ogende architectuur midden tussen het natuurschoon werd neergezet. Hij maakte het album in februari van dit jaar. Hij kon dus onmogelijk voorzien dat op 11 maart de centrale in Fukushima (foto onder) daadwerkelijk overspoeld zou raken door een tsunami als gevolg van een zware aardbeving. Hoe het ook zij, N-Plants kan moeilijk los worden gemaakt van die tragedie. Het geeft een extra diepte aan de muziek; een emotie die Biosphere niet zelf heeft toegevoegd maar die ontstaat in het hoofd van de luisteraar.
Het is moeilijk om de gebeurtenis en de muziek los te koppelen, maar eenmaal gedaan valt pas op hoe eigenzinnig Biosphere te werk gaat. En eigenlijk altijd is geweest. Neem zijn laatste drie studioalbums: Autour de la Lune (2004), Dropsonde (2006) en nu deze nieuweling. Waar de eerste uitblonk in zeer minimalistische drones met het zwaartepunt op inktzwarte lage tonen en laaaaannnggggerekte klanken, kende Dropsonde plots relatief luchtige jazzy ritmes en warme (of: iets minder koude) samples - weliswaar verknipt in vervreemdende 7/8-ritmes maar toch gebracht met een souplesse en natuurlijke drive als ware Geir Jenssen een volleerd jazzmuzikant.
N-Plants is onverwacht weer volledig andere koek. De drones van Autour zijn nergens te bekennen, de jazzy sferen van Dropsonde al helemaal niet. Het is recht, hoekig, soms met een mathematisch zuivere bocht, maar even later gaat het weer recht vooruit. Met een vierkwartsmaat als voornaamste bondgenoot grossiert Jenssen in wederom donkere sferen, maar refereert hij ook op subtiele wijze aan zijn eigen technoverleden van debuut Microgravity (1991). Ook de hoekige Duitse electro van bijvoorbeeld To Rococo Rot lijkt een inspiratiebron te zijn geweest. Maar het meeste doet de sfeer en het gebruik van beats denken aan de vroege IDM van Autechre, en soms zelfs Boards of Canada. Nooit wordt het zo complex als de eerste of zo warm en gezellig als de tweede, maar de invloeden zijn hoorbaar. Het blijkt de perfecte manier om de technologie en architectuur muzikaal voor te stellen, waarbij het menselijke aspect wordt vertegenwoordigd door samples van Japanse stemmen, die nogal prominent voor in de mix zitten en daarmee een volwaardig instrument worden in het totaalgeluid. Vervreemdend en niet direct mooi te noemen, maar het wordt duidelijk gebruikt om iets verbeelden. Daarmee past het in de traditie van de klassieke conceptalbums van progrockbands, waarin de vorm en het verhaal soms vóór de esthetiek gaan.
Het is ook opvallend hoe vol het geluid is. Geen muur van geluid, wel een redelijk massieve invulling, hermetisch dicht. Het minimalisme van Autour wordt volledig losgelaten ten faveure van de verbeelding van dikke muren en kernreactors. Het is een andere kant van Biosphere; na het nog redelijk volle Patashnik uit 1994 is zijn werk veel minimalistischer geworden, met als gevolg een veel grotere ruimte voor eigen inbreng, eigen verbeelding. De geest wordt aan het werk gezet, nee móét aan het werk om de leegtes tussen de noten in te vullen. Op N-Plants hoeft dit niet, en zorgt het hermetische aspect ervoor dat alle aandacht naar het concept gaat. Zozeer zelfs, dat er nauwelijks nog ruimte is om de gevoelens die eenieder in meer of mindere mate heeft bij de ramp van Fukushima, een plaats te geven in het geheel.
En toch is het onvermijdelijk en ook nodig om juist dat te doen. Ten eerste zorgt het voor meer menselijke balans op een nogal recht en hoekig album, een koud en kil aandoende machinale werkelijkheid die wel wat gevoel kan gebruiken. Maar nog meer speelt mee dat de wetenschap wat betreft de ramp en het thema van de muziek ervoor zorgen dat de beleving verandert. Niet dat het album er daadwerkelijk mooier van wordt - eigenlijk juist niet want die ruimte laat de muziek maar met moeite toe - maar de muziek wint aan importantie, aan urgentie.
Die importantie en urgentie zijn eerlijk gezegd broodnodig, want muzikaal gezien is het niet Biosphere's mooiste album. Ergens klinkt een bepaalde krampachtigheid door die op eerder werk niet te horen was. Alsof Jenssen zichzelf te strikte grenzen heeft opgelegd om het concept zo goed mogelijk te verbeelden in klank; de hoekigheid is niet helemaal des Biosphere's maar was nodig om over te brengen wat hij voor ogen had. Neemt niet weg dat er evengoed genoeg prachttracks op staan.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/biosphere/biosphere-visionair-tegen-wil-en-dank/21998/
Meer Biosphere op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/biosphere
Deel dit artikel: